Er zijn van die momenten dat het gewoon klikt. Of nee—knapt.
Ik zie iets gebeuren. Onrecht. Pijn. Iemand die ik liefheb, gekwetst of genegeerd.
En daar is het weer. Die vurige bal in mijn buik.
Alsof er iets oplaait dat zegt: “Ik moet dit stoppen. Beschermen. Terugduwen.”
Mijn lijf wil vechten. Mijn hart wil beschermen. Mijn ziel zegt: “Actie!”
Maar dan—BAM.
Een seconde later schrik ik van mijn eigen vuur.
Ik klap dicht. Trek me terug. Naar binnen.
Mijn innerlijke vuur is geen krachtbron meer, maar een vlam die alles langzaam opbrandt en verstikt.
Eentje die alles opbrandt wat zacht is in mij:
Mijn woorden, mijn gevoel, mijn stem.
Ik verstijf. En dan komt de vermoeidheid.
Slapen. Dat is het enige wat ik wil.
Want in mijn slaap vind ik weer iets terug:
Rust. Stilte.
Mijn passie. Mijn vuur. Mijn kracht.
Dat wat ik overdag zo snel kwijtraak.
Ik vraag me vaak af:
Waarom gebeurt dit steeds opnieuw?
Hoe kan ik krachtig zijn… zonder te verharden?
Hoe kan ik mezelf zijn, met dat vuur, zonder te exploderen of op te branden?
Misschien herken jij dit ook.
Dat innerlijke gevecht.
Tussen vuur en verstilling.
Tussen passie en pijn.
Tussen kracht en kwetsbaarheid.
Als jij dit herkent, wil ik je iets belangrijks zeggen:
Je bent niet gek.
En je bent zéker niet alleen.
Vrouwen zoals jij—gevoelig én krachtig—lopen vaak dit pad.
We voelen diep.
We willen de wereld beter maken.
We zijn loyaal, intuïtief, vurig… én vaak moe van dat alles.
Maar weet je wat?
Je vuur is niet je vijand.
Het is jouw gids.
Een signaal dat iets belangrijk is.
Dat je hart spreekt.
Dat je ziel wakker is.
Wat we mogen leren is:
Hoe we dat vuur kunnen dragen.
Hoe we het kunnen kanaliseren in plaats van onderdrukken.
Niet alles hoeft geblust, niet alles hoeft te branden.
Soms mag je gewoon even zijn.
In stilte. In liefde. In verbinding met vrouwen die dit snappen.
Zonder oordeel. Zonder masker.